Radiopiraten verleden deel 12
Slotwoord :
Radiopiraten werden altijd opgepakt d.m.v. de Telegraaf- en Telefoonwet, met deze wet werd er opgetreden tegen het illegaal uitzenden in de ether. Piraten met veel adverteerders hadden hier nooit echt een groot probleem mee, omdat de reclame-inkomsten dit ruimschoots dekten.
Om toch de pakkans te beperken werd er in veel gevallen gebruik gemaakt van een “straalzender”. Deze verbinding maakte het mogelijk de studio op een andere plek neer te zetten, dan daar waar de zender stond.
Wanneer de RCD (toen nog van de PTT) de zender uitpeilde, kon alleen de zender in beslag worden genomen en bleef de studio intact. Een besparing van niet alleen apparatuur, maar ook de DJ werd niet aangehouden. Het kon namelijk wel eens gebeuren dat bij invallen telkens dezelfde presentator werd aangetroffen en gearresteerd. Deze was dan gedwongen zijn programma’s op een ander tijdstip te houden of zijn programma op band aan te leveren vanwege de proeftijd die hij had gekregen.
De boetes en inbeslagnames die bij aanhouding werden gegeven, bleken nooit voldoende om een radiopiraat het zwijgen op te leggen. Daardoor werd eind jaren ’80 gebruik gemaakt van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze zegt dat iedereen die deelneemt aan een rechtspersoon met het doel het plegen van een misdrijf aangehouden kan worden.
De rechtspersoon is de piraat, het misdrijf het illegaal uitzenden.
Er werden dan ook invallen gedaan bij diverse medewerkers van de radiostations die normaliter buiten schot bleven. Dit waren dus lokaties van de opname studio’s, technische medewerkers en presentatoren. Verder werden de adverteerders met een waarschuwende brief aangeschreven en werd er gebruik gemaakt van organisaties als BUMA STEMRA,NOS,STER en de belastingdienst.
De piraten kregen navorderingen van miljoenen guldens en dit was de genadeslag voor alle grote radiopiraten die ons land rijk was.