sep 18 2008

Radiopiraten verleden Deel 1

Toen ik voor het eerst met het fenomeen radio in contact kwam, ging dit over het algemeen over “radiopiraten”. In die tijd waren er niet veel legale radiozenders te horen en ook zonden ze niet 24 uur per dag uit. Op TV had je bijvoorbeeld nog testbeelden en de radiozenders gingen in die tijd nog gewoon uit ’s nachts, of zonden testtonen uit.

In die tijd waren de meeste huizen nog niet voorzien van een kabelaansluiting en dus stonden op de meeste daken nog antennes om zo alle radio en TV zenders te kunnen ontvangen. Daarnaast waren er de portable radio’s die we boomboxen noemden. Afstemming gebeurde niet met een automatisch zoeksysteem, maar een draaiknop. Was de ontvangt niet goed, dan drukte je op de “stereo on/off” knop om het signaal in mono te beluisteren.
Oh ja, opnemen deed je op een cassettebandje en mijn favoriete merk was TDK. Als het goedkoop moest kocht je de C60/D60 bandjes (60 minuten, Ferro) en anders de SA tapes (chroomdioxide), of beter Metal (wat een gewicht hadden die dingen). Net nieuw uitgevonden waren Dolby A en Dolby B ruisonderdrukking, want ruisen deden sommige tapes wel. Het ging in de meeste gevallen wel ten koste van je hoge tonen trouwens.

De jingles werden ook van deze cassettes gedraaid en om de jingles snel te kunnen vinden zonder veel te spoelen (en ze”scherp” te kunnen zetten), haalde je het cassettebandje uit elkaar en korte je te tape in. Je moest liefst wel een model hebben, waarvan de tape makkelijk los te halen was van het spoeltje. Daarnaast moet je sowieso het eerste stuk aanlooptape weghalen. Dit zat erin om de tape te beschermen tegen breken en uitrekken, dus elke keer met een potlood…

Het leuke van die tijd was dat er veel radiopiraten waren, maar ook “radio amateurs”. Ik was er één van, en na even sparen had ik mijn eerste zender gekocht. Dit was een “in de lucht gebouwde“, oftewel alle electronische onderdelen
werden tussen en tegen printplaatschotjes gebouwd. Dit was volgens de kenners de beste bouwmethode.
Ik weet niet veel technische details meer van de zender, behalve dat ik twee transistoren (wegens experimenteren met de voedingsspanning) er heel veel uit- en in solderen moest: de 2N2219 en de MRF237. Die laatste haalde we veel in Hilversum bij Gooiland Radio op de Langestraat en in Huizen waren ze ook te verkrijgen, bij een zaakje die ze bij schaarste veel te goedkoop weg deed. Wel boffen als we er maar 7,50 gulden voor betaalde, terwijl ze bij Gooiland Radio 12,50 gulden waren, maar die ze niet had liggen.
Oh ja, de trimmer regelde ik af met een stukje printplaat, dat ik op maat zaagde en afvijlde als afregelstokje. En de kleur van de trimmers die in de zender zaten moest geel zijn. Ik had nog geen idee wat een SWR meter was, laat staan dat ik er één kon betalen, dus roerde ik op goed geluk in de zender. Het doel was zo min mogelijk spiegels te constateren op je tuner. Nu had ik ook nog geen dummyload, dus deed ik dat in het eerste begin gewoon op de antenne, wat veel mensen natuurlijk niet konden waarderen. De coax die ik gebruikte was RG-58. Dit was de meest goedkope antennekabel verkrijgbaar en hier klodderde je dan de plug aan.

Later dacht ik ontzettend veel geluk te hebben door een 5 watt zender te vinden, die maar 50 gulden kostte. Keurige geëtste printplaat met alle onderdelen in een zakje en het werd verkocht onder de naam… Stentor!

Nou, de Stentor zond wel uit, maar in alle richtingen, dus is deze maar voor onderdelen gebruikt. Altijd als we de zender eindelijk goed hadden kunnen afregelen, had de Stentor weer kuren als je hem opnieuw aanzette de volgende dag. Later kwamen we erachter dat de zender eerst warm moest worden, dus zette we deze ruim van te voren aan.
De Stentor is indertijd ontworpen, gemaakt en in productie genomen door Joep Swolfs te Delft.

De studio bestond in het begin uit een oude versterker, die ik gebruikte als mengpaneel en een cassettedeck waarvan ik de muziek afspeelde. Later werd dit vervangen door een veel gebruikt Alecto mengpaneel en wat ander bij elkaar geraapt spul.
Bij een vroegere vriend stond een eenvoudig exemplaar en bij een andere vriend een luxe versie met equalizer. Vooral de gekleurde knoppen onderaan zijn me bijgebleven op deze Alecto Pro 77-E. Wat een bofkont was mijn vriend. Ik moest het doen met een tussenmaatje.
Tot op de dag van vandaag gebruik ik de indertijd gekochte Sennheiser 435 Vegas met gele kussentjes. Als je het lief vraagt aan Sennheiser Nederland, krijg je net als ik de gele kussentjes gratis opgestuurd. Ze hechten veel aan vaste klanten (en hebben vast nog een magazijn vol van die gele oorkussens)

Voordat ik platenspelers kocht, moest ik altijd eerst weten of de motor werkte op 12 volt spanning en niet op 220 volt. Dit omdat er natuurlijk pitchcontrol en een (snel)startknop op moest komen en dat gebeurde eenvoudig door een potmeter en schakelaartje tussen de voeding van de pick-up motor te zetten. Ja, er rookte ook wel eens wat uit….

Ik bouwde overigens met niet zo veel theoretische kennis, maar experimenteerde veelal en had ook wel wat vrienden om me heen die wat meer ervaring hadden of echt wisten wat ze deden. Ik loste hoogfrequent brom op met aluminiumfolie, mijn vrienden met spoeltjes en condensatoren.

Ik zal een jaar of zestien geweest zijn en het werd steeds professioneler. Links en rechts stond een platenspeler waarin ik gaten geboord had voor de pitch en snelstartknopjes en in het gat van een goedkope plank had ik een mengpaneeltje laten zakken. Ik was inmiddels in het bezit van een redelijk klinkende microfoon. Mijn eerste microfoon was namelijk een Electret microfoontje uit een oud cassettedeck gesloopt.
Soms trok ik de schuif van het mengpaneel iets te ver omhoog en toen ik hoorde dat dat ook anders kon, ging ik op onderzoek uit. Er bestonden in die tijd een aantal bladen die zich bezig hielden met elektronica… De Elex, de Elektuur en de FRM (Free Radio Magazine). De Elex kon ik indertijd nog wel begrijpen, met name omdat de opzet erg laagdrempelig was.
De Elex bracht veel schema’s uit op basis van experimenteerprintjes. Mijn eerste limiter was gebouwd.

Het duurde uiteindelijk even voordat ik een ware limiter had en wel van Nederlands makelarij: D&R te Weesp.
D&R bestaat nog steeds en zijn o.a. ook bekend van de Discom mengpanelen. De limiter is later vervanger door een compressor/limiter van hetzelfde merk. Want geluidsniveau begrenzen was niet voldoende… het moest ook versterkt worden, wanneer het geluidssignaal te zacht bleek en dat was vaak wel het geval bij goedkoop geperste LP’s van bijvoorbeeld K-tel.

Vooral op verzamel elpee’s waarop veel nummers geperst waren, stonden de groeven dicht bij elkaar en was de opname daardoor erg zacht. Een 12 inch daarintegen had dezelfde grootte (namelijk 12″ in doorsnee), maar er stond meestal maar één opname op van ca. 8 minuten. Deze klonken daardoor vaak erg goed.
Mijn eerste limiter heette overigens een geluidsbegrenzer (technische term toen AFC) en was onderdeel van een draagbaar cassettedeck (desktop model). Er zat toen al een audio in- en uitgang connector op (lekker ouderwetse DIN pluggen) en als je dan op REC drukte, dan trad deze limiter in werking. Supertrage releasetijd en door de ruis hoorde je hem werken en dat was natuurlijk ontzettend stoer. Kon je ook mooi vanuit je bed fluisterend duplexen (DX-en) met de rest van de zendamateurs, want ik wilde mijn moeder niet wakker maken.

ChatClick here to chat!+